Open leermateriaal maakt onderwijs rijker
‘Werken met open leermateriaal geeft heel veel vrijheid. Daarmee kun je als docent op zeker moment kiezen: een hoofdstuk uit een boek, goed materiaal van een andere docent, samengevoegd met wat je zelf aan materiaal hebt ontwikkeld. Daar krijg je rijker onderwijs van.’ Aan het woord is Jasper de Jong, teamleider bovenbouw op de Waldheim-mavo, een kleinschalige school in Baarn voor vmbo-tl (403 leerlingen, 45 personeelsleden). Zijn school is een van de zes zogeheten veldexpertscholen die in een traject van ruim een half jaar aan de slag gaan met het ontwikkelen, verbeteren en uitbreiden van digitaal open leermateriaal. De overheid stimuleert met subsidie via Impuls open leermateriaal (IOL) scholen zo de kwaliteit van hun onderwijs te verbeteren.
Open wil overigens niet zeggen dat dit leermateriaal altijd gratis is. Wel is het vrij te bewerken en te gebruiken. Maar waarin verschilt onderwijs met open leermateriaal nu van dat met ‘gewoon’ leermateriaal? ‘In traditionele leermiddelen staat meestal veel meer dan een leerling zou moeten kunnen of weten’, zegt De Jong. ‘Docenten hebben soms het idee dat ze het boek van a tot z moeten volgen en ervaren dan een bepaalde druk. Ben je bezig met open leermiddelen, dan ga je als docent beter nadenken over je onderwijs. Een mooie methode om dat te doen vind ik backwards mapping: je kijkt naar de einddoelen en van daaruit bekijk je wat je waar op welk moment behandelt. Dat geeft veel ruimte. Je kunt dan natuurlijk nog steeds extra dingen doen, maar die kies je zelf. Het mooie is dat je dit dan beter kunt laten aansluiten op de behoeften van je leerlingen.’
Leerdoelen en kwaliteit leermateriaal
Angelique Fial, relatiebeheerder voor VO-content (zie kader) begeleidt het traject met de zes veldexpertscholen – van klein tot groot, van vmbo tot gymnasium, door het hele land. ‘Vanuit IOL is er per school € 25.000 aan subsidie beschikbaar’, vertelt ze. ‘Dat geld is te gebruiken voor tijd die docenten besteden aan het beschikbaar maken van open leermateriaal, maar bijvoorbeeld ook voor het professioneel laten digitaliseren van materiaal dat al op school aanwezig is. Net als bij de andere vijf scholen hebben we hier eerst een gesprek gehad over waar de Waldheim-mavo nu mee bezig is, waar de school naartoe wil en wat prioriteit heeft. Vanuit die prioriteit zijn we verder gaan werken.’ Er is een stuurgroep met de schoolleiders die vooral online samenkomt. Aan docenten van de deelnemende scholen biedt VO-content een driedaagse training. ‘Dat wordt gefinancierd door IOL, dus er zijn geen kosten aan verbonden, er is alleen een tijdsinvestering’, zegt Fial. ‘In de trainingen gaat het over heel praktische dingen: waar vind ik open materiaal, hoe zit dat met de bronnen, met de licenties? Maar daar gaat het ook over de leerdoelen en de kwaliteit waaraan het materiaal moet voldoen. We nemen ze in vogelvlucht daarin mee. Elke docent die dat wil, kan zich inschrijven en zichzelf op het gebied van open leermateriaal professionaliseren.’
Wat was de reden voor de Waldheim-mavo om mee te doen? De Jong: ‘Zelf heb ik veel interesse in leermiddelen, ik ben zelf auteur van een methode natuurkunde-scheikunde. De bestuurder van onze school deelt die interesse. Hij zag dit langskomen en wees me erop. Zo heb ik het opgepakt binnen de school. We doen hieraan mee omdat we het een mooie kans vinden. We doen als school al veel aan eigen leermiddelen, we gebruiken niet voor elk vak een standaardmethode die we van a tot z volgen. In sommige vakken gebeurt dat wel, maar we laten de docenten daarin helemaal vrij. Daardoor zijn er op onze school vrij veel initiatieven in dit opzicht. Het vak aardrijkskunde in de onderbouw gebruikt bijvoorbeeld alleen maar eigen materiaal, beeldende vorming heeft van leerjaar 1 tot en met 4 compleet eigen materiaal. Dat geldt ook voor scheikunde en Engels in de bovenbouw. We zijn dus al behoorlijk ver op het gebied van eigen leermateriaal. Meedoen met de veldexpertscholen vonden we een mooie kans om daarin nog meer stappen te zetten. Verder kunnen we in dit traject ons bestaand – maar nog niet gedigitaliseerd en open – materiaal inzetten als open leermateriaal in Wikiwijs, het onlineplatform hiervoor.’
Plezier in het onderwijs voor docent en leerling
‘Ik heb zelf ook voor de klas gestaan’, zegt Fial, ‘en uit ervaring weet ik dat je eigenlijk geen besef hebt van de leerlijn als je gewoon een methode volgt. Op het moment dat je eerst gaat kijken hoe de leerlijn in elkaar zit en wat de leerdoelen zijn, en daar vervolgens materiaal bij zoekt, wordt lesgeven heel anders. Als je zelf je materiaal kunt ontwerpen, wil je natuurlijk je leerlingen goed voorbereiden op het examen. Die zekerheid is superbelangrijk. Daarnaast kun je als docent daarin ook meenemen wat je zelf leuk vindt en wat je leerlingen leuk vinden. Dat brengt – weer – plezier in het onderwijs, voor docenten en leerlingen.’ Het is niet zo dat open materiaal altijd goed is en werken met een methode fout, benadrukt De Jong. ‘Over een lesmethode wordt meestal goed nagedacht, en als startend docent kun je daar echt houvast aan hebben. Maar zo’n methode zou niet het enige materiaal moeten zijn. Het zou mooi zijn als er meer keuze is, meer aanbod en dus een mix van bestaande methode, eigen materiaal en materiaal uit Wikiwijs. En ik vind het geweldig dat collega’s op onze school dat nu al doen en zich niet laten beperken. Verder vind ik het prachtig dat er enthousiasme is om dat te verbreden. Leerlingen zijn zelf ook verschillend en hebben voorkeuren voor verschillende soorten materialen. Het is belangrijk om ook tegemoet te komen aan die verschillende leerbehoeften. Ik geloof dat er voor de onderbouw in totaal maar 58 leerdoelen zijn, die ook nog eens heel breed zijn omschreven. Er is dus heel veel ruimte om lessen zelf vorm te geven. Die ruimte moet je pakken om je onderwijs te verrijken.’
Inmiddels zijn de docenten van de zes veldexpertscholen in de derde week van november samengekomen. De docenten hebben dezelfde basis gekregen van het werken met open leermateriaal als eerder de schoolleiders. Van daaruit werken ze verder en gaan ze ook werkelijk aan de slag om het platform Wikiwijs te vullen met open leermateriaal. In de eerste maanden van 2024 zijn er nog twee bijeenkomsten. In de tussentijd is er veel contact, ook de trainer van VO-content komt naar de school om docententeams bij te praten over nieuwe ontwikkelingen. Aan het einde van het traject in mei 2024 wordt het open leermateriaal opgeleverd.
Interviewer: HP Smilde van HP Communicatie
Fotograaf: Billie Jo Krul